Het is een fragiele ster van melkwitte kunststof. Mooi is hij eigenlijk niet, vast ook niet duur geweest. Zeven punten heeft hij. Uit zeven ouderwetse kerstlampjes schijnt prachtig roomwit licht. Van een van de punten is een klein stukje afgebroken. Vreemd genoeg is dat gebeurd toen hij nog niet onder onze robuuste hoede was, maar in het stille huis van tante Aag woonde. Want de adventsster was van haar. Mijn ouders hadden zelf ook zo’n ster, precies dezelfde. Wie in onze familie de traditie begonnen is om in de adventstijd een ster te laten branden weet ik niet. Een beetje gewaagd was het misschien wel, tikje Rooms, maar we waren en zijn erg aan de traditie gehecht. Op 8 december 1993, toen tante Aag zachtjes uit het leven weggleed, brandde de adventsster voor haar raam. En vanaf 1994 brandt hij bij ons. Voor het raam naast de voordeur. Aan zijn eigen haakje, stekker in een speciaal aangelegd stopcontact. Ieder jaar is het weer even spannend. Doet hij het nog? En ieder jaar is daar even die kleine adventsbeleving. Dat het licht gaat schijnen als je er bijna niet op durfde hopen. En terwijl ik de adventskandelaar van vier nieuwe kaarsen voorzie, waarvan er morgen één zal branden, denk ik aan onze lieve tante Aag. Fragiel, beetje ouderwets, ook niet zo mooi. En prachtig verstild licht verspreidend als haar ster.